Print deze pagina

Overeenkomst tussen Johan Caspar Joseph von Raet en Herman Otto Bentinck

Beoordeel dit item
(0 stemmen)

Omschrijving

Overeenkomst tussen Johan Caspar Joseph von Raet en Herman Otto Bentinck
12 februari 1778

  • Title Overeenkomst tussen Johan Caspar Joseph von Raet en Herman Otto Bentinck
  • Source Landesarchief Nordrhein-Westfalen Abteilung Westfalen, Sammlung F.F.von Raet von Bögelscamp Akten 98
  • Date 12-02-1778
  • Datum [jaar] 1778
  • Contributor Matthijs Wanrooij
  • Format Image, Text
  • Item type Document
  • Identifier AHB/33
  • Gepubliceerd in Over de Breckelenkampse goederen in de achttiende eeuw (2)

Context

[...] Tientallen jaren lang werden de Bentincks door Johan de Raet achervolgd. Zijn schoonmoeder Anna Bentinck van Westerholt en haar oudste zoon Otto Maximiliaan waren nog wel tegen hem opgewassen, maar van Herman Otto, de laatste Bentinck van Breckelenkamp, kan dat niet gezegd worden. Door zijn niet-aflatende druk zou De Raet er uiteindelijk in slagen om voor zijn kinderen een meer dan evenredig deel uit de erfenis te verkrijgen. [...]

[...]  Hij eiste een complete inventaris van alle goederen en schulden, zoals die was geweest op het moment van overlijden van Riquin Ignatius, en Anna werd uiteindelijk gedwongen die inzage te geven.

Op 19 juni 1767 leverde zij een lijst op met de titel ‘Staat en Inventaris der Goederen so sig die bij het overlijden van de Hoogwelgeb. Heere Riquin Ignatius Baron van Bentinck hebben bevonden in het Sterfhuis op den Breklenkamp’. Het is alleszins te begrijpen dat de lijst met de nodige slimheid was opgesteld, als tegenactie tegen de onrechtvaardige eisen van De Raet. [...]

[...] Anna’s lijst is voor het Huis ook om een andere reden interessant. Ze liet namelijk de roerende goederen per lokatie opschrijven, waardoor we nu in hoofdlijnen weten hoe het gebouw was ingedeeld en hoe de vertrekken ongeveer waren ingericht. [...]

[...] Op 2 juli 1770 stierf Anna van Westerholt, ze werd bijgezet in het klooster te Frenswegen. Enkele dagen voor haar dood had ze haar laatste wilsbeschikking getekend. [...]

[...] Maar Anna’s uiterste wil zou niet worden gerespecteerd. Na haar overlijden bleef Herman Otto alleen achter in het Huis en hij kreeg vrijwel onmiddellijk te maken met De Raet van Beugelskamp die over het testament begon. Dat erkende hij niet en hij eiste een nieuwe inventarisatie van de situatie op het moment van overlijden van Anna, die hij in 1772 wist af te dwingen. [...]

[...] Nu was Herman Otto, die vernoemd was naar zijn grootvader van moeders kant, de enig overgebleven mannelijke telg van de Bentincks van Breckelenkamp. In zijn relatie met De Raet komt hij naar voren als een zwakke en gemakkelijk te beïnvloeden persoonlijkheid, en De Raet maakte daar op grove manier misbruik van. Op 12 februari 1778, kort na de dood van Otto Maximiliaan, gingen hij en Herman Otto een merkwaardige en alleen door hen beiden ondertekende onderhandse overeenkomst aan. Het was een ‘freundlichen bruderlichen Vergleich und maagscheidt über die Breckelkamper nachlassenschaft nach reifen deliberation eingegangen’.126 Volgens de inhoud zou de overeenkomst een maagscheiding moeten zijn, maar dan wel afwijkend van het testament en buiten medeweten van de kinderen en weduwe van de oudste zoon. [...]

Transcript

 Bekennen und bezeugen wir endtsuntergeschribene auf heut in untergeschribenen dato ein freundlichen bruderlichen Vergleich  und Maagscheidt über die Breckelkamper nachlassenschaft nach reiffen deliberation eingegangen und geschlossen zu haben, das  nehmlich ich Johan Caspar Joseph freyher von Raeth nahmens meiner Sehligen gemahlin und kinder den competirenden antheil an sanbtlichen Breckelkampschen Gühteren Lehn und allodiael hiermit und krafft dieses abtrette und erblich cediere an mitcontrahenten Herman Otto Baron Bentinck, wohingegen obgemelter H.O. von Bentinck krafft dieses (...) obgemelter sehligen frauen von Bögelskamp fünf annoch lebenden Kinderen in beständigster forme rechtens cediret und abtrit den zu Haselunne in Münsterland belegenen adlichen Hoff mit denen dreij dazu gehörigen bauern Erben, so dan in baaren gelde die Somme von neun tausend gulden hollandisch, nebst früchten, und Zinsen ad dreij prosente, à die mortis unserer sehl. frauen Mutter gebohrene von Westerholt an zu rechnen, gleichwie solches laut Testament unserer Sehl. frauw Mutter an meergemelten Herm. Otto von Bentinck vermachet, freij von allen Schulden und beschweer, womit dan beijde Contrahentis bruderlich vergleichen und finaliter geschieden, allein beiderseits beij alienation sig jus retractionis vorbehaltende, alles beij adliche treue, ehr und gewissen sub hypothecabonorum. Actum Breckelkamp den 12 februarii 1778 und sind zu wahren urkund dessen hierab zwey einslautende reversalien ausgefertigt durch beijder Contrahenten eigenhandiges unterschrifft und (...) (...) bekräfftiget
   
    Joh. Caspar Joseph von Raeth        H.O. Bentinck

Gerelateerde items (op tag)