Brief Heloïse Backer van Leuven aan Bitter rentmeester Twickel
Neuenhaus 12 juli 1885
Brief Heloïse Backer van Leuven aan Bitter rentmeester Twickel
Neuenhaus 12 juli 1885
[...] Uit brieven die Heloïse schreef aan Bitter, de Gutsverwalter van Lage en neef van de Twickelse rentmeester, blijkt dat ze afwilde van Liesenburg en dat ze op den duur alle goederen in Lage wilde verkopen. Heloïse stond met de Gutsverwalter op goede voet, ze begon haar brievenaan hem eenvoudig met: ‘Bitter!’ of ‘Heer Bitter!’. Op 1 juli 1885 schreef ze hem: ‘Zoo als wij afgesproken hebben, ben ik niet ongenegen Liesenburg te verkopen om mijn hoofd wat meer rust te geven, vooral thans daar ik zoo doof geworden ben geeft het mij te veel zorgen. Daarom zoude het mogelijk niet kwaad zijn dat ik daarover eens aan Uwen neef, de Rentmeester schreef of Mijnheer van Twickel soms genegen zoude zijn het van mij over te nemen’.172 Ze wilde er 11.000 Hollandse guldens voor hebben en zou het huis op 2 november kunnen opleveren. Op Twickel waren de zaken intussen veranderd: Georg van Heeckeren was aan tyfus overleden en opgevolgd door de wereldvreemde en rusteloze Rodolph. Er kwam nog wel een reactie, er werd over de prijs gesproken en over de bij het huis te leveren gronden en ander onroerend goed, maar het kwam niet tot een aankoop door Twickel. [...]
Wel Edel Heer!
Uwe geéerde letteren heb ik gisteren ontvangen en wil U mijne opinie omtrent Liesenburg mededeelen. Zoals UEd waarschijnlijk wel bekend is, was er in het jaar 1871 questie van verkoop aan den Heer van Lage Zalieger en mijne overledene Moeder, waarvoor Z.H.W. Geb. toen negenduizend geboden heeft en daar was alleen onder begreepen, de 2 Huizen, de omliggende grond, doch niet het Hout van het bosquet en ook niet het kleine Huisje aan de straat. Maar wel de Paardemaat, met de twee Huttenkampen en het weiland dat er bij ligt. In geval UEd. er dus in belang van den Heer van Twickel nog over moest denken, dan kan ik het met hout van het bosuet niet minder geven dan tienduizend gulden Hollands geld te aanvaarden 15 November 1885. Dagelijks krijg ik aanzoek om het in gedeeltens te verkoopen, doch het liefst heb ik maar met één persoon te doen, en wanneer ik geen kans zie om iets meer rente te trekken, zoude het dwaas zijn in de tegen woordiege tijd zijn land te verkoopen. Zeer aangenaam zoude het mij intusschen zijn omniet later dan den 18 dezer een lettertje terug te ontvangen. doch ziet U er bepaald van af dan is geen antwoord noodig. Na mijne hartelijke groeten aan Uwe lieve Moeder verzocht t hebben, verblijf ik
met achting
Uwe Dienstw. Dienaresse
Wed. Backer van Leuven
Zegers