De familie Moerbecke
Omstreeks 1400 vestigde de adellijke familie Moerbecke zich in Twente. In het begin van de 15e eeuw werd Johan Moerbecke beleend met de hoeve ‘Breckinchem tot Tyhuiss’, een leen van het stift Vreden. De invloedrijke familie bouwde in de 15e en 16e eeuw vooral in Ootmarsum en omstreken omvangrijke bezittingen op. In 1572 bouwden zij op de plaats van het Tyhuiss een edelmanswoning, een havezate die het ‘Moerbeckenhuss’ genoemd werd. Dit is de oorsprong van het huidige Huis te Breckelenkamp.
De familie Bentinck van Breckelenkamp
Aan het eind van de 16e eeuw huwde Sophia Moerbecke Hendrik Bentinck, kleinzoon van Hendrik Bentinck bijgenaamd "de Beste" waarvan ook de hertogen van Portland afstammen. Hun zoon Everhard Bentinck, gehuwd met Euphemia van der Marck werd heer van de Breckelenkamp. De verbouwingen die hij en zijn nazaten in de 17e eeuw uitvoerden legden de grondslag voor de huidige vorm van het Huis. Heel veel daarvan is nog in de oorspronkelijke staat aanwezig.
De Bentincks bleven trouw aan het katholieke geloof en gedurende de oorlogshandelingen in de tachtigjarige oorlog waren zij in Spaanse dienst. Toen de Spanjaarden terugtrokken zochten ze hun heil in de naburige katholieke Duitse vorstendommen. Tijdens de oorlogen van de bisschop van Münster tegen de Staten was Gerard Adolf Bentinck gecommitteerde van de bisschop. Hij bewerkstelligde de overgave van Zwolle en speelde een rol bij de capitulatie van de Ridderschap van Overijssel.
In de tijd van de beruchte Drost van Twente Sigismund van Heiden werd het Huis een toevluchtsoord voor de katholieken van Lattrop. Het open klokketorentje op het dak met daarin het vermoedelijk oudste ijzeren luiklokje van Nederland werd in die tijd gebouwd.
In 1796 overleed de kinderloos gebleven Herman Otto Bentinck, de laatste Bentinck van Breckelenkamp.
De familie Zegers
Het Huis werd spoedig daarna gekocht door Johan Hendrik Zegers, burgemeester van Lage. Hij liet het in 1820 en 1844 verbouwen en restaureren, waarbij het zijn huidige vorm kreeg. Zijn graf en dat van zijn dochter Heloïse bevinden zich in de bomenlaan aan de noordzijde van het Huis. Men zegt dat Heloïse die zeer gehecht was aan het Huis nog af en toe rond de Breckelenkamp wordt gezien...
De 20e eeuw
Het Huis werd in 1902 publiekelijk verkocht en verviel in de jaren daarna tot een ruïne. Toen het in 1936 in het bezit kwam van de familie van Heek leek het onherstelbaar, maar door de restauratie in de periode 1941-1946 werd het van de ondergang gered en bestemd tot jeugdherberg.
Gedurende een periode van meer dan veertig jaar was het Huis als jeugdherberg in gebruik en kreeg daardoor in ruime kring bekendheid. Door de hoge kosten van onderhoud en maatschappelijke veranderingen moest de jeugdherberg sluiten en in 1991 werd de familie Wanrooij eigenaar. In de periode 1991-1995 vond een ingrijpende restauratie plaats. Grote delen van het Huis werden met gebruik van de oude materialen volledig vernieuwd. De unieke, maar zwaar beschadigde beschildering van het plafond van de opkamer uit de eerste helft van de 17de eeuw werd hersteld. Het luiklokje in de klokketoren laat zich weer horen, het werd gerestaureerd en van een luidinrichting voorzien.
In 1993 werd begonnen met herstel van het park. De structuur van het park rond De Breckelenkamp is een zeldzaam, gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een Hollands-classicistische aanleg. De historie gaat terug tot het midden van de 17e eeuw, toen de bomenlanen, de grachten en de rechthoekige plaats met centraal gelegen toegangsbrug werden aangelegd.
Aan de noord en zuidkant was deze plaats begrensd door op het oog rechthoekige velden, die in werkelijkheid de grondslag van een diabolo hebben, zo ontworpen voor een optimale perspectiefwerking. Vanaf het Huis lijken de velden iets groter en vanaf de korte zijden van de boomsingel lijkt het Huis verder weg.
De tuinen, het rosarium, de boomgaard en de als landschap ingerichte delen zijn binnen de historische structuur ontworpen.
In 1995 werd de kapschuur weer opgebouwd. Als afsluiting van de beukenberceau werd in 1997 de oranjerie gebouwd gebruikmakend van 18e eeuwse technieken. In 2004 werd in de moestuin de kas Lauricisque geplaatst. Deze oorspronkelijk in 1892 gebouwde kas is daardoor inclusief alle oorspronkelijke inventaris bewaard gebleven.
In 2005 nam de Stichting Het Huis te Breckelenkamp de gehele bibliotheek van het natuurmuseum Natura Docet over. Deze unieke collectie is ondergebracht in de bibliotheek in het oudste gedeelte van het Huis.
Het Huis te Breckelenkamp ligt in de buurschap Breklenkamp in het noordoostelijke puntje van Twente, met zijn soms nog uit de middeleeuwen stammende gebruiken, op enkele honderden meters van de grens die eeuwenlang niet als zodanig gevoeld werd maar die uiteindelijk steeds weer het lot van de bewoners zou bepalen. Het archief geeft inzicht in de geschiedenis van het Huis en zijn bewoners, van de opkomst en neergang van de elkaar opvolgende families, van de achtergronden van de oorlogen en andere historische gebeurtenissen die ze meemaakten. Het archief is ingedeeld in een aantal tijdvakken:
In het archief terug te vinden in onder meer de volgende categorieën:
Rond 1400 kwam de Steinfurtse adellijke familie Moerbecke in Twente, voornamelijk in Ootmarsum en Oldenzaal. Zeshonderd jaar geleden werd de eerste Moerbecke beleend met het Tyhuss to Brecklichem, gelegen op de plaats van het latere Huis te Breckelenkamp. In de onrustige 15e eeuw breidden de Moerbecke's hun bezittingen uit en ze werden aanzienlijke burgers van Ootmarsum. In de eeuw daarna bouwden ze op hun goed in Breklenkamp hun havezate.
De familie Moerbecke werd in het laatste deel van de 16e eeuw verscheurd door een twist om het Huis en zijn havezaterechten. Johan III Moerbecke die het Huis bewoonde kreeg de steun van Hendrik Bentinck door diens huwelijk met Sophia, de dochter van Johan III. Hendrik was drost van Opper-Veluwe en daarna gouverneur van Venlo in Spaanse dienst, hij speelde een belangrijke rol bij de ondersteuning van de boerenopstand door Parma.
Arent, de zoon van Johan III, was de laatste Moerbecke die Heer van Breckelenkamp was. Door de verwoestingen van de tachtigjarige oorlog in de laatste decennia van de 16e eeuw werd de buurschap Breklenkamp vrijwel ontvolkt. Maar Arent zorgde ervoor dat het Huis bewoond bleef gedurende het hoogtepunt van de oorlog in Twente.
Arent liet het Huis op grond van eerdere afspraken aan zijn zwager Everhard Bentinck, de zoon van Hendrik en verhuisde zelf naar zijn bezitting in Duitsland. Everhard was als tweede in rang op de dicht bij het Huis gelegen burcht van Lage aan de zijde van de Spanjaarden direct bij de oorlog betrokken. Maar toen de burcht in 1626 door de Staatse troepen was opgeblazen was het gedaan. Als overtuigd katholiek en gewezen Spaans officier was Everhard uitgesloten van de Ridderschap en van bestuurlijke functies. Toch breidde hij met zijn vrouw Femme van der Marck zijn bezittingen aanzienlijk uit. Het Huis verkreeg de nu nog bestaande hoofdgevel en door landaankopen groeide het goed tot een omvang van ongeveer 180 ha. Tot 1901 bleef die omvang in stand.
In het archief terug te vinden in onder meer de volgende categorieën:
Halverwege de 17e eeuw kreeg de familie Bentinck van Breckelenkamp te maken met een bedreigende ontwikkeling. Door aankoop van enkele belangrijke erven kreeg Twickel een voet in de buurschap Breklenkamp. Everhard en zijn zoon Gerard Adolph moesten een harde machtsstrijd voeren tegen de nieuwkomer in het gebied.
Gerard Adolph Bentinck werd de meest spraakmakende Heer van Breckelenkamp. Hij maakte de dertigjarige oorlog mee in het regiment van de beruchte Matthias von Gallas, trouwde na de oorlog Lucretia van Camont en werd in de tweede helft van de 17e eeuw Geheimraad van de bisschop van Münster. Het hoogtepunt van zijn carrière kwam in het rampjaar 1672 toen de Republiek van verschillende zijden werd aangevallen en de bisschop de oostelijke provincies binnenviel. Hij speelde de hoofdrol bij de overgave van Zwolle en andere steden. Zijn betekenis in de tweede Münsterse oorlog is altijd onderbelicht gebleven. Hij werd benoemd tot drost van Vollenhove en stadhouder van Overijssel. Hij voerde geheime missies uit en was betrokken bij de verovering van Coevorden en het beleg van Groningen. In 1673 kreeg hij de opdracht honderden boeren te ronselen voor de bouw van de enorme dijk die Coevorden onder water moest zetten. Dat werd hem niet in dank afgenomen en toen de oorlog in 1674 was beëindigd brak voor de Bentincks een zware tijd aan.
In het archief terug te vinden in onder meer de volgende categorieën:
De familie Bentinck kon het hoofd nauwelijks boven water houden en het stambezit dreigde verloren te gaan. In de eerste decennia van de 18e eeuw verkreeg Twickel zelfs rechten op het Huis. Door een goed huwelijk van Riquin Ignatius, de kleinzoon van Gerard Adolph, kon het onheil echter worden afgewend. Het pandrecht kon in 1730 worden afgelost met hulp van de Amsterdamse suikerbakkersfamilie ter Sande waaruit de schoonmoeder van Riquin Ignatius stamde.
De erfgenamen van Riquin Ignatius Bentinck raakten betrokken bij een touwtrekkerij om de nalatenschap die zich tot het begin van de negentiende eeuw zou voortslepen. De onmin werd veroorzaakt door Johann Caspar Joseph de Raet, Heer van Beugelskamp, die eind 1750 was getrouwd met Juliana Wilhelmina Bentinck, de tweede dochter van Riquin Ignatius. De Raet van Beugelskamp was een onruststoker en intrigant, die vrijwel permanent verwikkeld was in processen, veelal tegen zijn eigen familie. Hij vocht hardnekkig de verdeling van de erfenis van Riquin Ignatius aan, die lang voor zijn komst zonder problemen binnen de familie was afgewikkeld. Door misleiding, intimidatie, aggressie en vasthoudendheid slaagde hij erin uit het niets een positie als rechthebbende te verwerven. Tientallen jaren lang werden de Bentincks door Johan de Raet achervolgd. Ondanks dit alles is zijn betekenis voor het bewaren van de historie van het Huis te Breckelenkamp groot. In zijn ijver om zijn positie te onderbouwen verzamelde hij alle informatie die hij maar kon vinden, ook over de vroegste geschiedenis. Zijn werk was het fundament waarop zijn zoon Frederik later een omvangrijk archief zou aanleggen, dat onder meer vele door vader en zoon De Raet gemaakte kopieen van voor het Huis belangrijke documenten bevat. Het archief is onder de naam 'Sammlung F.F. von Raet von Bögelscamp', kortweg 'Raet'sche Sammlung' genoemd, ondergebracht in het Landesarchiv Nordrhein-Westfalen in Münster.
Herman Otto Bentinck, de laatste Bentinck tot Breckelenkamp, had net over de grens een jeneverstokerij en er zijn meerdere incidenten rond het Huis overgeleverd waar overvloedig drankgebruik aan te pas kwam. Aan de andere kant was hij diepgelovig, het Huis was een toevluchtsoord voor de zelfs nog in die tijd door toedoen van de drost van Twente vervolgde katholieken. In de zeventiende-eeuwse kapel werden diensten gehouden en Herman Otto liet in 1687 het ruitertorentje bouwen met daarin het oudste ijzeren luiklokje van Nederland. Ook legde hij de basis voor de bouw van de kerk in Lattrop.
In het archief terug te vinden in onder meer de volgende categorieën:
In het jaar 1800 verkocht de weduwe van Herman Otto het Huis te Breckelenkamp met alle daaronder behorende goederen aan baron Paul Levin van Elverfeldt tot Langen, een kind van zijn tijd op de drempel van de industriële revolutie, zeer geïnteresseerd in de stroom van technologische vernieuwingen die na de eerdere ontwikkelingen in de wetenschap op gang was gekomen. Maar van Elverfeldt werd achtervolgd door een onwaarschijnlijke reeks van tegenslagen en rampen, waardoor eind 1805 het Huis publiekelijk moest worden verkocht.
Kort daarna kocht de Laagse burgemeester Johan Zegers het Huis. Hij aardde goed in de Franse tijd maar stond bekend als zonderling. Zijn vader was rentmeester van Twickel geweest, Johan werd plaatsvervangend rentmeester van Lage maar kreeg al gauw hooglopende ruzie met Twickel. In zijn tijd kreeg het Huis zijn huidige aanzien met de twee ronde poortdeuren in de vleugels.
Zijn dochter Heloise had een ongelukkig leven. Ze verloor vroeg haar man en haar zoon kwam door verdrinking om het leven. Ze vereenzaamde jarenlang op het Huis en werd er in 1902 naast haar vader begraven. Zij wordt ook nog in deze tijd gezien als de geest van de Breckelenkamp.
In het archief terug te vinden in onder meer de volgende categorieën:
Na de dood van Heloise vond opnieuw een openbare verkoop plaats, maar nu werd het goed verdeeld. Veel boeren kochten de boerderij waar ze woonden met de door hun gepachte grond. Twickel had zijn aspiraties in het gebied nooit opgegeven en kocht het Huis met een klein stuk grond.
Na de verkoop werd het Huis aan zijn lot overgelaten. Velen zagen het verval met lede ogen aan. Prominente regionalisten ondernamen vruchteloos reddingspogingen maar pas aan het eind van de dertiger jaren daagde er hoop. Arnold van Heek slaagde er in het Huis van Twickel te kopen en hij voerde een gedegen en historisch verantwoorde restauratie uit. In 1946 stelde van Heek het Huis ter beschikking van de jeugdherbergcentrale. Vijfentwintig jaar lang bevolkten de mensen de benedenzalen, sliepen en aten in het Huis, wandelden langs de grachten en genoten van de natuur.
Na de eerste mooie jaren ontstonden er problemen door het veranderend publiek, het gebrek aan voldoende middelen, de aantasting van het Huis door het intensieve gebruik en de onmogelijke concurrentie met conferentie-oorden. In 1990 kwam het onafwendbare einde van een ideaal, de jeugdherberg moest sluiten.
In 1991 kocht de familie Wanrooij het goed en begon met de restauratie van het Huis en het omliggend terrein. Belangrijke percelen die in 1902 voor het goed verloren waren gegaan konden worden teruggekocht. Grote delen van de bomenlanenstructuur, de verankering van het Huis in het landschap, konden worden hersteld. Rond het Huis zijn nu weer tuinen, boomgaarden en een klein park aangelegd.